We leven in interessante tijden. Ik denk dat het in de komende jaren steeds makkelijker wordt om van de norm af te wijken. Twintigers kunnen steeds meer het leven en de woonstijl kiezen die bij ze past (mits de middelen dat toelaten). Een interessante ontwikkeling die dit laat zien, is de tiny house beweging.
Enerzijds lijkt me dat heerlijk. Klein wonen, weinig spullen en amper woonlasten. Wat een vrijheid! Hoe minder bezit, hoe minder verantwoordelijkheid. Wil je ruimte, zoek je die op in de bossen en parken: ons gezamenlijk bezit. Ik volg de tiny house beweging met veel aandacht en vooralsnog is het voorspelbaar wie klein gaan wonen: twintigers, idealisten en vrije geesten.
Anderzijds. Ben ik een dertiger en opgevoed door ouders uit de na-oorlogse babyboom generatie. Eén ding was voor die generatie heel belangrijk: zekerheid. Door een baan, een eigen huis of genoeg bezittingen om een ‘goed’ leven te kunnen leiden. Veel leeftijdgenoten hebben die levenshouding overgenomen en niet zelden zie ik vrienden al in het derde stulpje trekken. Van groot, naar groter, naar grootst. Mét een lap tuin erbij waar je U tegen zegt. En niet eens altijd met tophypotheken want vaak spekken de babyboom ouders. Die levenshouding gaat vast over op hun eigen kinderen en zo ontstaat een van de vele normen die onze samenleving overeind houdt.
Om daarnaast nog de verplichte twee of meer vakanties per jaar te kunnen betalen, werkt iedereen hard en veel. Leven is streven naar groots wonen, pittige jobs, kinderen, zomer- en wintersport en een hippe garderobe. Dat wordt dan aangeduid met uitdrukkingen als ‘vooruit komen’, ‘aan de weg timmeren’, ‘iets opbouwen’.
Natuurlijk zijn er al heel lang mensen die daar vanaf wijken, maar nu zie je voor het eerst op grotere schaal dat meer mensen kiezen voor kwaliteit van leven door zaken die niet materieel zijn. En dat is fijn! Want die ‘normen’ zijn maar een strak korset.
Wat bijvoorbeeld in mijn kringen ondenkbaar is, is niet full-time werken als kinderloze vrouw. Maar als je van het geld van 3 dagen werken ook goed kunt leven, waarom dan persé 5 dagen werken en altijd moe zijn? Met 2 dagen minder houd je tijd over voor dingen zoals: meer sporten, minder kant-en-klaar eten, je huis beter opruimen en weer eens inzicht krijgen in je bergen spullen, kleding op marktplaats zetten, je hond vaker uitlaten, foto’s inplakken, en vooral heel belangrijk: je sociale relaties onderhouden. Less is more. Maar dat afwijken van de norm is voor een dertiger iets heel raars merk ik. Terwijl minder werken niet gaat over luiheid, maar wel over een andere manier van leven kiezen.
Ik hoop dat de twintigers hun lekker vrije levenshouding kunnen vasthouden en zich niet laten fnuiken door banenstress, hypotheken puzzels en de valkuil die ‘ratrace’ heet. Ik hoop dat zij de gevestigde normen blijven uitdagen. Want van mijn generatie moeten we het echt niet hebben.

Zo herkenbaar! Het is jezelf steeds verdedigen of verklaren wanneer je aangeeft dat je wel minder zou willen werken. Dat ik het prima vind om in een ‘klein’ huis te wonen met een tweedehands auto (of geen auto). Mensen om mij heen begrijpen daar niets van. Je hebt geen kinderen dus waarom streef je niet naar meer luxe. Voor mij is er maar één luxe en dat is vrijheid ipv geleefd worden door werk en andere te leveren prestaties.
LikeLike
Hoi Wendy, dank voor je reactie. Wat interessant om te lezen en ook herkenbaar. Ik werk 4 dagen en zou als ik moest kiezen liever 3 dan 5 dagen werken. En ik ben ook groot voorstander van het basisinkomen, dan zou ik acuut stoppen en anderen dingen gaan doen met mijn tijd. Meer leven en genieten van de kleine dingen in de dag, de natuur om me heen. Misschien dat ik dan minder ‘luxe’ nodig zou hebben om het werkende leven (de ratrace) te compenseren. Wat je zegt klopt als een bus: de grote luxe is vrijheid. Mooi om te zien dat je daar al naar leeft…daar is voor nu nog moed voor nodig maar hopelijk wordt dát de norm over niet al te lange tijd.
LikeLike